Ver voordat m’n vliegtuig naar Seoul vertrok was ik natuurlijk al weg. In de week voor mijn vertrek heb ik veel mensen die ik ken nog een keer één-op-één gesproken. Dat was wanneer de (tijdelijke) ontbinding van mijn sociale omgeving aanving en waar dus mijn reis begon. Dat ik nu een half jaar minder temaken heb met de mensen die me interesseren is té gek, omdat na een week extra hard werken het weekend leuker is.
Het verschil tussen arm en rijk is hier groter dan in Nederland. Er is me verteld dat hier helemaal geen sociaal vangnet is. Een groot deel van de mensen werkt zich de tiefus en gaat naar mijn inschatting mentaal compleet ten onder aan de eeuwige repetitie van hun werkzaamheden. Het contrast met de veranderingen om míj heen is groot. Mogelijk gemaakt door puur toeval ben ik zo rijk dat ik niet gehypnotiseerd hoef te worden door repetitie en kwantiteit en ik zonder enige ruis vollop kan genieten van de kwaliteit van mijn denken en de veranderingen daarin.
Dat ongelijkheid er nu is en er altijd zal blijven betekent niet dat je het moet accepteren als fenomeen en je dus het risico loopt om het niet meer constant te beseffen. Ik doe m’n best om continu het interessante om me heen op te merken en te genieten van het goede.
Hoewel er voor iedereen zoiets valt te ervaren als ‘het goede’ denk ik dat niet iedereen er mentaal (nog) fris genoeg voor is om dit juist te onderscheiden door de desastreuze gevolgen van repetitie, apathie. Op korte termijn valt er weinig te doen aan de gevolgen hiervan waardoor er nog lang een verschil zal blijven bestaan in de kwaliteit het leven van de slachtoffers van het lokale welvaartsniveau. Net zoals religie een onvolmaakte oplossing voor leed en onzekerheid aandraagt, stel ik voor om hen die ‘het financieel niet getroffen hebben’ te laten denken in relatieve voorspoed zodat ook zij hun lolletje kunnen hebben. Zij die de loterij wél gewonnen hebben zouden zichzelf moeten verplichten zich continu de absolute graad van voorspoed te realiseren, ofzoiets.